De geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk in de Filipijnen gaat terug tot de aankomst van de Spaanse ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellan in de archipel in 1521. In de decennia die volgden, breidden Spaanse missionarissen hun werk in de Filipijnen uit en bekeerden ze de inheemse bevolking tot het christendom. De kerk speelde een belangrijke rol in de kolonisatie van de Filipijnen door de Spanjaarden en de verspreiding van de katholieke godsdienst over het hele land.
De Rooms-Katholieke Kerk bleef een belangrijk onderdeel van de Filipijnse samenleving nadat de Spanjaarden in 1898 uit het land werden verdreven. Tijdens de Amerikaanse periode (1898-1946) werd de katholieke kerk een van de belangrijkste instellingen voor het onderwijs en de ontwikkeling van de Filipijnse bevolking. In de jaren na de onafhankelijkheid van de Filipijnen in 1946 heeft de kerk een belangrijke rol gespeeld in de sociale en politieke ontwikkeling van het land.
Tegenwoordig is de Rooms-Katholieke Kerk nog steeds de grootste religieuze groepering in de Filipijnen, met meer dan 80% van de bevolking die zichzelf beschouwt als katholiek. De kerk is ook betrokken bij verschillende sociale en liefdadigheidsinstellingen en speelt nog steeds een belangrijke rol in de politiek en het openbare leven van het land.
Rooms-Katholieke Kerk tijdens dictatuur
De Rooms-Katholieke Kerk had een complexe relatie met de voormalige dictator van de Filipijnen, Ferdinand Marcos. In het begin van zijn presidentschap in de jaren 60 leken de katholieke leiders Marcos te steunen en hij gebruikte dit als legitimiteit voor zijn regime. In 1970 benoemde hij zelfs een rooms-katholieke bisschop, Deogracias Iñiguez, als gouverneur van de provincie Sorsogon.
Echter, naarmate Marcos’ regime zich ontwikkelde en zijn onderdrukking en corruptie toenamen, kwamen de katholieke leiders steeds meer in oppositie tegen hem. Kardinaal Jaime Sin, de aartsbisschop van Manila, was een belangrijke figuur in het verzet tegen Marcos en riep op tot het einde van zijn bewind. In 1983 werd de katholieke non en mensenrechtenactiviste, zuster Mary John Mananzan, gearresteerd en gemarteld door Marcos’ troepen vanwege haar werk voor de armen en onderdrukten.
De katholieke kerk speelde uiteindelijk een belangrijke rol in de val van Marcos. In 1986, tijdens de EDSA-revolutie, riep kardinaal Sin het volk op om massaal op straat te komen en Marcos te verdrijven. Miljoenen mensen kwamen op straat om te protesteren, en uiteindelijk vluchtte Marcos naar het buitenland. De katholieke kerk was een belangrijke factor in het vreedzame einde van zijn bewind en het begin van de democratie in de Filipijnen.
Dit bericht is voor het laatst bijgewerkt op 26 maart 2023